va.gar
vɐˈɡar

verbo intransitivo
openstaan of vacant zijn;
vrij, onbezet zijn;
ontbreken, afwezig zijn;
zich toewijden, zich bezighouden met;
doelloos rondzwerven, nietsdoen;
ronddobberen (boot);
figurado zich verspreiden, rondgaan, de ronde doen
nome masculino
vrije tijd, vertier;
ledigheid;
gelegenheid, moment;
laag tempo, traagheid
Partilhar
Como referenciar 
Porto Editora – vagar no Dicionário infopédia de Português - Neerlandês [em linha]. Porto: Porto Editora. [consult. 2023-09-28 18:24:48]. Disponível em